In havo 4 behandeln wir folgende Themen:
Fälle: (naamvallen)
das Substantiv (het zelfstandignaamwoord: geslachten en meervoud)
die Fälle (de naamvallen: voorzetsels, werkwoorden, onleden en de DER- en EIN-groep)
das Adjektiv (het bijvoeglijk naamwoord)
das Personalpronomen (het persoonlijk voornaamwoord)
Verben: (werkwoorden)
das Hilfsverb (het hulpwerkwoord)
das schwache Verb (het zwakke werkwoord)
das starke Verb (het sterke werkwoord)
das Modalverb (het modale werkwoord)