Wechselpräpasitionen – wisselvoorzetsels
Voorzetsels met een 3e/4e naamval (de wisselvoorzetsels)
-
•voorbeeld 1
Het boek ligt op de bank.
UITLEG: Je kunt vragen waar (ligt het boek) ?, dus derde naamval:
– Das Buch liegt auf der Couch.
-
•voorbeeld 2
Ik leg het boek op de bank.
UITLEG: Er is een beweging: het boek wordt ergens neergelegd, dus vierde naamval:
– Ich lege das Buch auf die Couch.
-
•voorbeeld 3
Een half uur geleden was ze hier nog.
UITLEG: Je kunt vragen wanneer (was ze hier nog) ?: dus 3e naamval:
– Vor einer halben Stunde war sie hier noch.
-
•voorbeeld 4
Ik heb de foto boven het bureau gehangen.
UITLEG: Er is een beweging (ook al was dat vroeger): dus 4e naamval
– Ich habe das Bild über den Schreibtisch gehängt.
-
•voorbeeld 5
Een blik op zijn horloge vertelde hem dat hij weer te laat was.
UITLEG: Je kunt vragen waar naartoe (keek hij) ? dus 4e naamval:
– Ein Blick auf seine Uhr erzählte ihm, daß er wieder zu spät war.
-
•voorbeeld 6
Ik reageer op de vraag.
UITLEG: Je kunt niet vragen waar? wanneer? waar naartoe? en er is geen beweging.
Dan geldt: bij auf en über 4e, alle andere 3e.
Hier dus 4e: – Ich reagiere auf die Frage.
-
•voorbeeld 7
Ik wacht al meer dan een uur.
UITLEG: Je kunt niet vragen waar? wanneer? waar naartoe? en er is geen beweging.
Dan geldt: bij auf en über 4e, alle andere 3e.
Hier dus 4e: – Ich warte schon über eine Stunde.
-
•voorbeeld 8
Hij wacht op zijn vrouw.
UITLEG: Je kunt niet vragen waar? wanneer? waar naartoe? en er is geen beweging.
Dan geldt: bij auf en über 4e, alle andere 3e.
Hier dus 4e: – Er wartet auf seine Frau.
-
•voorbeeld 9
Hij wacht voor het station op zijn vrouw.
UITLEG: Je kunt vragen waar (wacht hij op zijn vrouw) ?,
dus wel derde naamval voor het stukje “voor het station”:
– Er wartet vor dem Bahnhof auf seine FrauOefenen Link1 Link 2