das Substantiv

DAS SUBSTANTIV – het zelfstandige naamwoord

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waarmee we levende wezens, dingen of abstracte begrippen aanduiden. Ze kunnen worden verbonden met een bepaald lidwoord (in het Nederlands de of het) of met een onbepaald lidwoord (in het Nederlands een). Ook eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld:  Hans, de Rijn, etc.

Hoofdletter

Alle zelfstandige naamwoorden beginnen met een hoofdletter.
Dus alle woorden, waar je der, die of das voor kunt zetten, bijvoorbeeld:
der Mann, die Frau, das Kind, das Schönste [=het mooiste], das Wichtigste [= het belangrijkste]

Ook zelfstandige naamwoorden, die van een heel werkwoord (infinitief) gemaakt zijn, bijvoorbeeld:
das Spielen, das Beschreiben, das Hoffen

Maar: bijvoeglijke naamwoorden van landen krijgen een kleine letter, bijvoorbeeld:
Franse wijn = französischer Wein, Duitse bedrijven = deutsche Firmen

Der, die, das, die?

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? Dit zul je het in de meeste gevallen moeten leren of opzoeken. Maar er zijn ook enkele regels. Hieronder vind je een aantal tips die je kunnen helpen.

mannelijk = der
a) personen en dieren van het mannelijke geslacht , bijvoorbeeld:  der Lehrer, der Artzt, der Stier, der Wolf
b) de namen van de dagen, dagdelen maanden, jaargetijden, windrichtingen, bijvoorbeeld: der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden, der Morgen
c) zelfstandig naamwoorden die van een werkwoord zijn afgeleid: glauben – der Glaube, kaufen – der Kauf                                                                                                                                                       d) zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ling, -ich, of -ig : der Schmetterling, der Teppich, der Honig.
e) Vormen van neerslag: der Regen, der Schnee, der Hagel, de Schauer (=de bui)

vrouwelijk = die
a) personen en dieren van het vrouwelijk geslacht, bijvoorbeeld: die Krankenschwester, die Kuh = de koe
b) woorden, die eindigen op:
-schaft
-ei
-heit
-ung
-keit
-ion
-ität
bijvoorbeeld: die Eigenschaft = de eigenschap, die Fischerei = de visserij, die Gelegenheit = de gelegenheid, die Vorstellung = de voorstelling, die Richtigkeit = de juistheid, die Tradition = de traditie, die Identität = de identiteit
c) veel (niet alle !) woorden die eindigen op een -e, bijvoorbeeld: die Reise, die Frage
d) de namen van de cijfers, bijvoorbeeld: die Eins, die Zwei

onzijdig = das
a) de meeste woorden die in het Nederlands het krijgen, bijvoorbeeld: het kind – das Kind, het boek – das Buch
b) hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden, bijvoorbeeld: das Hoffen, das Denken
c) woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje), bijvoorbeeld das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje
d) woorden die met Ge beginnen en met e eindigen, bijvoorbeeld: das Gebäude = het gebouw, das Gemälde = het schilderij

Meervoud = die                                                                                                                                                Hoe maak je het meervoud van een woord? Het meervoud van een zelfstandig naamwoord is niet te voorspellen: Je moet daarom bij ieder woord het meervoud erbij leren.
Onderstaande “regels” zijn dan ook geen regels maar moet je zien als “verstandig gokken” voor het geval dat je het echt niet weet.

  • mannelijke woorden: (Umlaut op a of u in stam, indien aanwezig) +e , bijvoorbeeld: der Strand – die Strände
  • vrouwelijke woorden: +n of (waar nodig) +en, bijvoorbeeld: die Frage – die Fragen, die Antwort – die Antworten
  • onzijdige woorden: +e , bijvoorbeeld: das Tier – die Tiere                                                       Als het woord op -chen of -lein eindigt: meervoud blijft hetzelfde, bijvoorbeeld: das Mädchen – die Mädchen, das Büchlein – die Büchlein
  • mannelijke of onzijdige woorden die eindigen op -en, -el, of -er: meervoud blijft hetzelfde, bijvoorbeeld der Wagen – die Wagen, der Löffel – die Löffel

Oefenen                                                                                                                                                               !Oefenlink 1: welk geslacht?

!Oefenlink 2: welk geslacht?

Oefenlink 3: meervouden

Oefenlink 4: meervouden