das starke Verb

das starke Verb – het sterke werkwoord

Tegenwoordige tijd

De uitgangen in de tegenwoordige tijd van de sterke werkwoorden zijn hetzelfde als die van de zwakke werkwoorden. (zie ook hieronder)

regelmatig
ich geh-e
du geh-st
er/sie geh-t
wir geh-en
ihr geh-t
Sie/sie geh-en

Ook de extra -e bij werkwoorden waarvan de stam op een -d of -t eindigt zien we bij de sterke werkwoorden terugkomen in de tegenwoordige tijd. Ook de du-vorm van een sis-klank kijgt net als bij de zwakke werkwoorden alleen een -t.

d/t in stam sisklank
ich find-e heiß-e
du find-e-st heiß-t
er/sie find-e-t heiß-t
wir find-en heiß-en
ihr find-e-t heiß-t
Sie/sie find-en heiß-en

Maar let op: Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert in de stam wel de vaak de klinker. Er gelden hiervoor enkele regels:

  • een a in de stam wordt ä  Ich fahre, du fährst en er/sie/es fährt                                            >ook bij laufen, saufen, en zelfs stoßen, er stößt;
  • een (lange uitspraak)in de stam wordt ie (Ich lese, du liest, er/sie/es liest                       >alleen bij: lesen, sehen, stehlen, befehlen, empfehlen, geschehen                              
  • een  (korte uitspraak) e in de stam wordt i (Ich spreche, du sprichst, er/sie/es spricht)    >Bij de overige sterke werkwoorden met een e in de stam.                                                 Met uitzondering van onderstaande werkwoorden: Hier is nooit een klinkerverandering, ongeacht of ze lang of kort zijn qua uitspraak -e!
     regelmatig  geen klinkerverandering vertaling
    (b)rennen er (b)rennt branden rennen
    denken er denkt denken
    gehen er geht gaan
    kennen er kennt kennen
    nennen er nennt noemen
    (be)stehen er (be)steht bekennen staan

    Deze werkwoorden met e in de stam worden regelmatig vervoegt dus zonder klinker wisseling bij de du- vorm en de er/sie/es-vorm.

In onderstaand overzicht de regelmatige vorm en de drie verschillende veranderde vormen in de stamklinker.

regelmatig a> ä e>ie e>i
ich geh-e fahr-e les-e sprech-e
du geh-st fähr-st lies-t sprich-st
er/sie geh-t fähr-t lies-t sprich-t
wir geh-en fahr-en les-en sprech-en
ihr geh-t fahr-t les-t sprech-t
Sie/sie geh-en fahr-en les-en sprech-en

In het overzicht van de Liste der starken Verben zie je in de kolom van er/sie/es-vorm of de stamklinker in de tweede en derde persoon verandert en eventuele andere veranderingen die een uitzondering op de hierboven beschreven regels zijn. Let hierop bij het leren van de sterke werkwoorden.

Bedenk, dat de meeste sterke woorden een veranderde vorm hebben in de stam bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm in de tegenwoordige tijd.

Verleden tijd

Bij de sterke werkwoorden verandert -net als in het Nederlands- in de verleden tijd de stamklinker in alle vormen. Hoe? Daar zijn geen specifieke regels voor. Net als bij andere talen -zoals bijvoorbeeld Engels- zul je rijtjes uit je hoofd moeten leren. Bijvoorbeeld:

bleiben – blieb – geblieben                                                                                                                        fahren   – fuhr   -gefahren

Achter de veranderde stam plak je nu de uitgang van de verleden tijd:

regelmatig sisklank stam op d/t
ich blieb X las X fand X
du blieb-st las-e-st fand-st
er/sie blieb X las X fand X
wir blieb-en las-en fand-en
ihr blieb-t las-t fand-et
Sie/sie blieb-en las-en fand-en
 voltooid ge-blieb-en ge-les-en ge-fund-en

Let op:  De ich-vorm en de er-sie-es  vorm krijgt in de verleden tijd geen uitgang!

Voltooide tijd

Het voltooid deelwoord wordt  zo gevormd: ge-stam-en. Voltooid deelwoorden worden (net als in het Nederlands) vervoegd met de hulpwerkwoorden ‘haben’ en ‘sein’.

voorbeeld: -Ich habe gelaufen, Du hast gelaufen, Er hat gelaufen,  etc.                                                                    -Ich bin gefahren, Du bist gefahren, Er ist gefahren, etc.

Het leren van de lijst van de sterke werkwoorden (Liste der starken Verben) is- in aanvulling op de hierboven gegeven uitleg- belangrijk om de sterke werkwoorden goed te kunnen toepassen!

Gebiedende wijs   

Dit werkt standaard net zoals bij de zwakke werkwoorden

Als je informeel tegen een persoon praat, gebruik je de ik-vorm*:                                                         -Gloria, lauf!

Als je informeel tegen meerdere personen praat, gebruik je de ihr-vorm:                                        -Jungs, lauft!

Als je formeel tegen iemand praat (een of meerdere personen), gebruik je  de Sie-vorm         -Frau Merkel, laufen Sie (bitte).                                                                                                                    -Frau Müller und Herr Koch, laufen Sie (bitte).                                                                                    (Doorgaans inclusief het woord ‘bitte’.)

*Let op: Als een sterk werkwoord in te tegenwoordige tijd in de stam in het enkelvoud (dus bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm) een e/i of e/ie wissel heeft, dan gebeurt dit ook in de gebiedende wijs enkelvoud:                                                                                                                        -Gloria, lies dein Buch!                                                                                                                                 -Gloria, nimm deine Tasche mit!

!Oefenlink 1: sterke werkw.: 2e en 3e pers. enkv. o.t.t.

!Oefenlink 2: sterke werkw.: 2e pers. enkv. o.t.t.

!Oefenlink 3: sterke werkw.: 2e en 3e pers. enkv. o.t.t.

Oefenlink 4: sterke werkw.: meerkeuze o.t.t.

Oefenlink 5: sterke werkw.: invul o.t.t.

Oefenlink 6: sterke werkw.: o.t.t. icm persoonsvorm

!Oefenlink 7: sterke werkw.: Zoek de fouten

!Oefenlink 7: sterke werkw.: invul o.v.t. en v.t.t.

Oefenlink 8: sterke werkw.: invul o.v.t. en v.t.t.

Oefenlink 9: sterke en zwakke ww.: door elkaar o.t.t.

Oefenlink 10: sterke en zwakke ww.: door elkaar o.t.t.